“Eigenlijk maak ik vormen van cliëntondersteuning al sinds 1980 mee. Alleen vroeger waren dat maatschappelijk werkers van de Sociaal Pedagogische Diensten,” vertelt Egberts. “Ik heb enorm veel ouders en cliënten ondersteund zien worden door andere ouders en maatschappelijk werkers die de weg in het zorglandschap kende. Dat landschap was alleen veel simpeler dan nu. De versnipperdheid in de zorg is op dit moment dramatisch. We hebben allemaal een stukje taart uit de zorg, maar er is niemand die de hele taart in het vizier heeft. En dat probeert een cliëntondersteuner te doen.”
Sinds 1997 specialiseerde Egberts zich in professionele driehoeksrelaties en ontstond de term Driehoekskunde. “Driehoekskunde is altijd een verhaal van lijnen en punten. De lijnen zeggen iets over verbinding en de punten zeggen iets over positie van de cliënt, familie en de professional. De cliënt teken ik in de top van de driehoek, daar doen we het allemaal voor. In de rechterhoek teken ik de professional; vaak is dat een persoonlijk begeleider. Gelukkig is er meestal ook familie. Het hele idee van de Driehoekskunde is om de lijn tussen de familie en de professional te versterken. Hier ontstaan vaak conflicten, terwijl deze relatie juist extreem belangrijk is om die stevige basis voor de cliënt te leggen. Een cliëntondersteuner moet er natuurlijk allereerst zijn voor de cliënt en toch is mijn advies: richt je ook op de samenwerking tussen de familie en de professional.”
Cliëntondersteuners zijn enorm betrokken mensen, verliezen ze de driehoek snel uit het oog? “Zoals zoveel professionals gáán ze voor hun cliënt. Dat is logisch. Maar ik zeg altijd: Die cliënt is niet los verkrijgbaar. Cliëntondersteuners hebben wat mij betreft een dubbele uitdaging: oog hebben voor de familie van de cliënt en oog hebben voor diens professionele ondersteuners. En, voeg ik eraan toe: oog hebben voor hun eigen blinde vlekken. Daarvoor heb je een paar extra ogen nodig. Laat een collega meekijken en vraag advies.
Er is een mooie oefening waardoor ik dit principe pas écht snapte. Tijdens een bijeenkomst bij een organisatie moesten we in een rij staan op volgorde van leeftijd. Daarna op anciënniteit en vervolgens op de kleur van je ogen, van donkerbruin tot felblauw. Wat er toen gebeurde was heel interessant: iedereen kijkt elkaar aan om te beoordelen of je dezelfde kleur ogen hebt of lichter, donkerder, bruiner, blauwer of groener. Maar dat kun je niet zien als je een persoon aankijkt! Je hebt dus een derde persoon nodig die de kleuren met elkaar kan vergelijken. Iemand die kijkt en vergelijkt.”
“Ook in jullie driehoek zijn professional en cliënt elkaars natuurlijke tegenover, en dat is niet voor niets,” licht Egberts verder toe. “Je ondersteunt, maar dat is iets anders dan dat je naar de mond praat. Soms durf je ook spannende dingen te zeggen. Maar hopelijk ben je wel een hélpende tegenover, iemand die anderen op weg helpt. En omgekeerd is de cliënt ook een tegenover voor de professional. Mag ik mijn eigen keuzes maken? Ben je nu bezig om me te helpen of probeer je me te redden?”
De Driehoekskunde is vooral een visie, een manier van kijken en het geheel zien. Toch heeft Egberts er ook een methodiek van gemaakt met de drie letters B,V en P. “Het uitleggen van de letters is eenvoudig, maar het toepassen in de praktijk moet je echt leren. Elke driehoek bestaat bij de gratie van het vertrouwen in de basis: tussen de familie en de professional. Wat moeten die professionals en dus ook cliëntondersteuners doen om het vertrouwen van de familie (en cliënten) te verdienen én te houden? Dat is de centrale vraag van de Driehoekskunde.”
“De letter B van Bonus betekent dat je het goede doet. Als je iets belooft, dan moet je doen je wat je zegt. En dat liefst iets meer en iets eerder. Ga als cliëntondersteuners met elkaar in gesprek over wat dat ‘goede’ is. En vraag aan de cliënt of familielid: Wat vind je van mij? Wat verwacht je van mij? Wat wil je dat ik doe of juist niet doe? Maak hier reële en heldere afspraken over. Heb je de B op orde, dan creëer je je eigen werkplezier. Ook privé is deze letter goed toe te passen, ik zeg wel ‘s gekscherend ‘Begin maar ‘s met je schoonmoeder!’”
De letter V is van Verbinden en de letter P is van Positie. “Ze zijn logisch als je naar de figuur van de driehoek kijkt. De functie van de lijnen is dat ze de hoeken met elkaar verbinden. De V zet dus aan tot samenwerken, tot empathie, tot er voor de ander zijn. De punten van de driehoek bepalen de vorm die een driehoek aanneemt. De P helpt om in de eigen hoek te blijven en de ander te stimuleren om hetzelfde te doen. Het is de letter van de PiketPaaltjes, en net als de V is ook de P een helpende letter. Voor de meeste zorgprofessionals is Verbinding de taal die ze van nature spreken. Dat betekent dat ze die P-taal aan moeten leren. Cliëntondersteuners moeten beide talen simultaan spreken om effectief te kunnen zijn. Nogmaals, het uitleggen van die letters is een stuk simpeler dan ze toe te passen in een concrete situatie. Vanuit Drienamiek besteden we daar dus veel aandacht aan door met casuïstiek te oefenen.”
Wil je vertrouwen genereren in de driehoek dan heb je deze drie de letters nodig. Ben je goed in V? Vooral blijven doen, maar ontwikkel ook de P. Ben je goed in beide talen, maar je laat de B zitten? Dan heeft jouw talenkennis weinig zin. B, V en P zijn alle drie noodzakelijke letters. Daarnaast zijn er allerlei ‘hulpletters’ die je kunt inzetten. Mij helpt de letter H van Humor vaak, zeker als ik stevige P-taal moet spreken. En ik benadruk altijd de letter M van Met Mate. Want ook die BVP kun je overdrijven en daar help je de driehoek niet mee. En wat dacht je van de letter E van Echt? Ook de BVP kan een trucje worden. Driehoekskunde kun je dus zien als een taal die helpt om te verduidelijken wat er in de driehoek gebeurt. Zoals elke taal leer je die pas door veel te oefenen. Natuurlijk in de driehoek zelf, maar je kunt elkaar als collega’s daar ook bij helpen.”
Andere interviews in het kader van de signaleringsrapportages vind je hier