Jan is nu zeven jaar uit huis, waarvan twee jaar bij Sluis-Zicht. De lange weg naar dit ‘tweede thuis’ is er eentje met flinke hobbels en tegenslagen. “Mijn zoon Jan (30) is een vrolijke, lieve jongeman die veel behoefte heeft aan structuur, nabijheid en eenduidigheid,” vertelt Aline. “Hij is zeer kwetsbaar en heeft bovengemiddeld veel negatieve levenservaringen.” Jan houdt van tractoren, groenwerken en knutselen en met wie je kunt lezen en schrijven, mits hij wordt begrepen. Zo niet, dan zijn de poppen aan het dansen. Bij angst laat hij veel vecht- en vluchtmechanismen zien, hij trekt zich dan terug en loopt ook wel eens weg.”
“Toen Jan 22 was werkte hij zich langzaamaan in de nesten; hij wilde alles zelf oplossen in de wereld om hem heen, maar werd hier zelf een slachtoffer van. Mijn man en ik trokken aan de bel bij het Centrum voor Consultatie en Expertise. In de tussentijd vluchtte Jan naar een zorgboer die geen goede bedoelingen had. Na het adviesverslag van het CCE kwam hij, onder begeleiding van een behandelteam, kort thuiswonen. Dit pakte helaas niet goed uit; hij liep weg en kwam weer terecht bij die zorgboer. Hier maakte hij opnieuw veel nare dingen mee, waardoor hij werd geplaatst in de crisisopvang. Deze periode duurde een jaar.
“Na zeven weken in de crisisopvang te hebben gewoond, is Jan vervroegd geplaatst in een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking,” vervolgt Aline haar verhaal. “Dat was eigenlijk een overplaatsing; zijn kamer was een voormalig kantoor en zat aan de rand van de rest van de groep. Bij deze instelling was er veel onbegrip, veel personeelswisselingen en de zorg sloot niet totaal aan op de behoefte van Jan. Uiteindelijk zegden ze na 15 maanden de zorg op; ze konden Jan niet geven wat hij nodig had. Vervolgens kwam hij toen op een overbruggingsplek waar hij ook permanent had kunnen blijven. Hier woonde hij vijf maanden. Doordat hij met zo’n slechte basis daar aankwam en geen passende zorg kreeg, liep hij voortdurend weg.”
“De volgende plek was een nieuw wooninitiatief. Samen met de inmiddels betrokken cliëntondersteuner deden we onderzoek en, hoewel we tevoren twijfels hadden over deze plek, besloten we hem daar te laten wonen. We wisten zeker dat het beter was dan de plek waar hij zat. Toen hij hier woonde stond hij op de wachtlijst voor een Intensive Care plek bij een grote instelling. Voordat deze plek vrij kwam ging het mis en ging Jan opnieuw voor zeven weken naar een crisisplaats. We merkten helaas al snel dat Jan ook hier niet op zijn plek zat. Hij werd slachtoffer van fysiek geweld door een medebewoner en kon hier niet goed mee omgaan. Al vrij snel vervolgden we onze zoektocht opnieuw naar een passende plek.”
Aline had Jan ook lang geleden aangemeld bij Woon- en dagcentrum Sluis-Zicht. Bij de aanmelding kreeg ze direct te horen dat, door de lange wachtlijst en geringe plek, de kans klein was dat hij daar terecht kon. Totdat ze drie jaar geleden in contact kwam met een netwerkgids, een gespecialiseerde cliëntondersteuner die meekijkt met vastgelopen en niet passende zorg. “We hadden het geluk dat de netwerkgids ook de contactpersoon was van een nieuw te starten groep bij Sluis-Zicht,” vertelt Aline. “Dit vergrootte de kans op een plek aanzienlijk. De plaatsing was sterk afhankelijk van de match met de groep. Dit vond ik toen erg spannend, maar achteraf ben ik enorm blij met deze zorgvuldigheid. Jan woont nu twee jaar met veel plezier bij Sluis-Zicht.”
Sluis-Zicht heeft zes woningen waar in totaal 24 cliënten met indicatie ZZP7 verblijven. Daarnaast fungeert de locatie ook als dagbesteding voor cliënten van andere locaties. Alle zes woningen hebben groepsmeerzorg en er zijn twee begeleiders per woonlocatie. Dennis Huijbertsen, sinds april 2021 locatiemanager van Sluis-Zicht, loopt Jan regelmatig tegen het lijf: “Zijn woning en mijn kantoor zijn zo gesitueerd dat we een gemeenschappelijke ingang hebben. We hebben een fijn contact met elkaar. Het is een beleefde jongen met een prachtig vocabulair en keurig taalgebruik. Soms loopt hij vast met iets of iemand en vraagt hij of hij me kan spreken. Dan drinken we een kop koffie en kan hij zijn hart luchten. Ik hecht veel waarde aan het persoonlijk contact met de mensen die hier wonen. Het scheelt dat ik als manager echt fysiek aanwezig ben op de locatie; dit is niet overal het geval.”
“We hanteren de methodiek triple C en kijken minder naar het gedrag zelf, maar meer naar wat eronder zit,” vervolgt Dennis. “Wat is de behoefte van de cliënt? Waardoor ontstaat bepaald gedrag? Hier hebben we flink op ingezet, er werkt bijvoorbeeld vier dagen per week een gedragstherapeut op onze locatie. Een dossier ziet er soms zwaar uit, maar je weet pas wat er mogelijk is als je in gesprek gaat. Soms is er een dubbele problematiek, bijvoorbeeld als iemand naast een verstandelijke beperking ook een verslavingsprobleem heeft. Dan kun je beslissen je handen er vanaf te trekken, omdat je te weinig expertise hebt. Daar moet je doorheen willen kijken en lezen. Als wij dat niet doen, zouden we veel cliënten geen plek kunnen bieden. Blijkbaar hebben veel andere locaties daar wel moeite mee.”
“Bij Sluis-Zicht wordt er naar elkaar geluisterd, mogen emoties er zijn en voel je verbinding tussen alle betrokkenen. En ze zorgen ervoor dat de beeldvorming op orde komt en er eenduidigheid ontstaat tussen alle betrokkenen, zoals de orthopedagoog, begeleiders en naasten.” Volgens Dennis spelen bij Sluis-Zicht twee belangrijke succesfactoren een rol. “We hadden een dagbestedingslocatie die we konden ombouwen naar twee woningen en dus konden we twee nieuwe groepen starten. Daarnaast vroegen we groepsmeerzorg aan, waardoor we nu twee begeleiders op vier bewoners hebben. Dit betekent een extra paar ogen. We zien sneller als een cliënt ontstemd raakt en kunnen er dan extra aandacht aan geven.”
“Tot twee jaar geleden was de aansluiting tussen onze vraag en het zorgaanbod echt dramatisch. Hij zit nu op zo’n fijne plek, dus dan ebt dat gevoel een beetje weg. Maar stel dat we nu opnieuw een plek voor hem zouden moeten zoeken, dan ben ik niet positief. Een onafhankelijke cliëntondersteuner heeft ons destijds geweldig ondersteund, maar werd echt overspoeld door alles wat erbij kwam kijken. Het kostte haar zoveel uren dat ze haar andere cliënten bijna ging verwaarlozen. We voelden ons op een zeker moment ook echt bezwaard om wéér bij haar aan te kloppen, maar wisten ook niet wie ons dan wél kon helpen. Daarom waren we ook blij dat de netwerkgids op ons pad kwam. Voordat zij kwam, onderhield ik de contacten met alle instellingen en andere betrokkenen. Hier had ik een halve weektaak aan.”
“Je hebt echt iemand nodig die zich helemaal vastbijt in een situatie en door het vuur gaat voor een cliënt,” vult Dennis aan. “Ik heb een soortgelijke situatie met een cliënt die nu al een jaar lang bij ons op de crisisplek woont. Iemand van MEE heeft keihard geknokt voor deze cliënt. Het zorgkantoor nam contact met me op en vertelde dat ze een cliënt hadden die niemand wilde opnemen. Ze werd steeds afgewezen op basis van haar dossier. Om een andere beeldvorming van haar te krijgen, besloot de crisismanager om haar tijdelijk bij ons op de crisisplek te plaatsen. Hiermee kun je bereiken dat, aan de hand van die nieuwe beeldvorming, deze cliënt wél ergens kan worden geplaatst. Maar iemand moet wel zijn nek uitsteken.”
De zoektocht naar een veilige en fijne woonplek voor de zoon van Aline lijkt eindelijk tot een einde gekomen. “Het gaat opvallend goed met Jan. Na twee jaar verblijf op Sluis-Zicht pakt Jan eindelijk de laatste verhuisdozen met zijn meest dierbare spulletjes uit. Hij is van plan om hier te blijven!”
Andere interviews in het kader van de signaleringsrapportages vind je hier