,,Na mijn academische opleiding heb ik 20 jaar gewerkt als interim- en projectmanager in het bedrijfsleven en in het ontwikkelingswerk. Als vrijwilliger was ik al actief in de zorginstelling waar mijn broer met ernstige meervoudige beperkingen verblijft. Na 2010 ben ik bewust gaan kijken hoe ik al mijn kennis en ervaring zou kunnen inzetten in de zorg. Uiteraard heb ik allerlei bijscholing gevolgd want met alleen ervaringskennis kun je niet alles aan ook al ben je hoog opgeleid. Ik heb recent Stichting Onafhankelijke Cliëntondersteuners (SOCOS) opgericht, waar ik voornamelijk een bestuurdersrol heb en supervisie verleen. Daarnaast blijf ik met de voeten in de klei door een beperkt aantal cliënten zelf te bedienen.
Met mijn bedrijf Sörman’s Consultancy heb ik ook een transitie doorgemaakt en richt me tegenwoordig veel meer op zorg en sociaal maatschappelijke projecten. Ik ben ook nog steeds met hart en ziel vrijwilliger. Cliëntondersteuning is een prachtig vak. Als het geen betaald werk zou zijn, zou ik het met evenveel bezieling als vrijwilliger doen.’’
,,Ik vind het een enorm voorrecht dat ik in dit vak zoveel verschillende mensen mag begroeten, van jong tot oud. Als cliëntondersteuner kijk je in én achter de ogen van je cliënten. Je ziet mensen op hun kwetsbaarst. Het is altijd prachtig om daar iets in te mogen betekenen en te ervaren hoe je in hun leven binnengelaten wordt, het vertrouwen krijgt en hun kracht ziet groeien. Het verbaast me steeds weer, hoeveel veerkracht er in mensen schuilt. Die mag je als cliëntondersteuner aanspreken en versterken. Als cliëntondersteuner moet je oordeelvrij kunnen luisteren, analyseren, relativeren, verbinden en helder communiceren. Dat is iedere keer weer een uitdaging. Het is wel de moeite waard en heel bijzonder om met die kwaliteiten een bijdrage te kunnen leveren aan een prettigere voortzetting van een leven. Ook het aspect van bemiddeling is heel mooi; ervoor zorgen dat mensen tot elkaar komen en begrip krijgen voor elkaars wezen.’’
,,Over die vraag moest ik lang nadenken, er zijn zoveel mooie verhalen! Maar eentje springt er voor mij toch wel uit. Een casus waarin de partijen _de ouders van een man met een verstandelijke beperking aan de ene kant en de zorginstelling aan de andere kant_ lijnrecht tegenover elkaar stonden. De zaak zat muurvast, het werd tot aan de rechter uitgevochten. Ik ben gevraagd om in die kwestie te bemiddelen. In tien maanden is het gelukt om de relaties te herstellen. Dit is zo belangrijk omdat het in de langdurige zorg niet alleen om de huidige incidenten gaat maar ook om hoe je de volgende voorkomt. Als je een interventie met de juiste inzet doet, is er veel mogelijk, ook in trage en vastgelopen systemen. De jonge man waar alles om draait krijgt nu betere zorg op maat. De ouders hebben weer lucht en bouwen langzaam vertrouwen op. De instelling communiceert beter en transparanter richting ouders en heeft bijscholing ingezet en wisselingen aangebracht in het team. Daar ben ik heel trots op. Aan de andere kant denk ik wel dat veel voorkomen had kunnen worden, als OCO preventief was ingezet. Dan was het misschien nooit zo geëscaleerd en waren de verbeteringen veel eerder en makkelijker ingezet. Er is veel winst te behalen door de tijdige inzet van cliëntondersteuning.’’
,,Wat me enorm frustreert zijn de beperkingen die ontstaan doordat instanties en instellingen star vasthouden aan systemen en protocollen. Mensen kun je nu eenmaal niet in hokjes duwen, iedere casus is weer anders. Als je een beetje creatief nadenkt is er altijd ruimte om net iets passender maatwerk te leveren. De zorgtransitie van 2015 heeft daar helaas niet voldoende aan bijgedragen. Het hokjesdenken is simpelweg verplaatst van de ene bestuurslaag naar de andere. Ook bij gemeenten zie je dat nu veel gedacht wordt in termen van indicaties en de optimale clustering ervan tot pakketten en dat was nou net níet de bedoeling.’’
,,Ik ben zelf nog steeds ook vrijwilliger, bijvoorbeeld in casussen waar de bekostiging (nog) niet geregeld is. Want voor de cliënt is OCO altijd kosteloos. Ik vind overigens wel dat er een heel duidelijk onderscheid is tussen ervaringsdeskundigheid en vrijwilligheid. Zowel beroepskrachten als vrijwilligers kunnen ervaringsdeskundig zijn. Er zijn natuurlijk ook allerlei soorten vrijwilligers: sommigen weten hun eigen ervaringen te overstijgen en zijn van nature of door hun achtergrond heel kundig, voor anderen is dat moeilijker. Zij leveren in ieder geval een hele belangrijke en waardevolle bijdrage in de zorg. Wat mij betreft zit de kracht in de samenwerking met de beroepsmatige cliëntondersteuning en de afbakening van ieders taken en terrein.’’
,,Daar hebben we als bestuur van BCMB recent een visie op geformuleerd! Het belang van de cliënt staat voor onze beroepsgroep altijd voorop, maar dat geldt ook voor andere professionals in het sociale veld. Cliëntondersteuners zijn uniek omdat ze onafhankelijk zijn en door hun holistische of levensbrede benadering. Cliëntondersteuning beperkt zich niet tot een levensdomein en juist daarom slagen wij er in om verbanden te leggen die anderen misschien niet zien. Wij kijken naar heel de mens. Onafhankelijkheid als belangrijke voorwaarde voor professionele autonomie betekent dat je als cliëntondersteuner je vak uitoefent vanuit je kennis, kunde, beroepshouding en -profiel en je niet laat beïnvloeden door (veranderlijk) beleid van welke instantie dan ook. Helaas wordt die ruimte soms beperkt. Vanuit de BCMB zetten we ons in voor het behoud ervan. Ik doe dat ook als individuele beroepskracht en als bestuurder.’’
,,Wij merken inderdaad dat driekwart van de mensen niet eens van het bestaan van cliëntondersteuning weet, laat staan wat het inhoudt. En dat zou wel moeten, want gemeenten en zorgkantoren hebben een zorgplicht en het recht op cliëntondersteuning is in de wet vastgelegd. Er komt een landelijke campagne van de overheid om cliëntondersteuning meer bekendheid te geven. Hopelijk leidt dat ook tot meer redactionele aandacht bij media. Ook veel eerstelijns zorgprofessionals, zoals huisartsen, weten nog onvoldoende van ons bestaan, daar moeten we ook aandacht aan besteden. Want dat zijn de professionals die contact hebben met de burgers en hen op alle mogelijkheden kunnen wijzen. Met ons netwerk van ambassadeurs gaan wij als beroepsvereniging ook lokaal en regionaal overheden en eerstelijns aanspreekpunten wijzen op de waarde van cliëntondersteuning. Wat wij van andere zorgprofessionals soms horen is: ‘wat jullie doen, doen wij ook al’. Dat klopt niet, merken wij in de praktijk. En dat komt doordat men niet weet wat voor toegevoegde waarde wij kunnen bieden. Naast het bestuurswerk voor de BCMB ben ik ook lokaal ambassadeur en vraag ik bijvoorbeeld aandacht van de politiek en de pers of ik maak belangenbehartigende organisaties erop attent dat we er zijn. Dat zou ieder lid van de BCMB kunnen doen op welke schaal dan ook. Alle beetjes helpen.’’
Daarvoor wil ik graag Jeanet Kraaij uitnodigen, omdat zij kritisch volgt wat wij als BCMB bestuur doen, signaleert, vraagt en feedback geeft als actief lid.
,,Waarom ben je (officieel) nog geen ambassadeur?''
,,Naast mijn werk ben ik graag bezig met filosofie. Dat intrigeert me enorm. Ik lees erover, maar ik volg ook cursussen in binnen- en buitenland en bezoek regelmatig filosofie-cafés, waar mensen met elkaar filosoferen over een specifiek onderwerp of gedachtegoed onder begeleiding van een deskundige moderator.’’
Wil jij ook een keer in '10 vragen aan...' vertellen wat jou drijft als cliëntondersteuner? Stuur een mailtje naar: info@bcmb.nl.