Een groot aantal leden van BCMB gaf vooraf in een enquête aan de samenwerking met gemeenten en de onwetendheid van ambtenaren als grootste knelpunt in hun werk te ervaren. Van Zutphen: “Van bovenaf krijgen ambtenaren te horen: ‘Dit mag wel. Dit mag niet.’ Ik zie soms dat ambtenaren verlegen zijn met de situatie. Ze zijn professioneel, maar hebben geen professionele ruimte.”
“Cliëntondersteuners lopen daardoor tegen precies dezelfde schotten aan als burgers”, vervolgt Soffer. “Je hebt dus hulptroepen, die er vaak ook niet doorheen komen. Dan komt het moment dat je je als ambtenaar achter de oren moet krabben. Op het moment dat de onafhankelijk cliëntondersteuner een duidelijk signaal afgeeft, moet je de held zijn in plaats van dat je bang zou moeten zijn om eruit te worden gewerkt. Het gesprek moet worden gevoerd over waar je tegenaan loopt en hoe het volgens jou anders moet en kan. Je kunt van elkaar leren.”
Ze ervaart dat dit niet veel voorkomt in Nederland, mede omdat we best braaf zijn. “Als je als ambtenaar hoort dat je van 15.000 Wajongers naar 2.000 terug moet, of dat er bezuinigd moet worden op de toegang tot zorg van 3 miljoen naar 1 miljoen euro, dan gaan we dat netjes uitvoeren. Er moet een beweging op gang komen dat we veel meer op een maatschappelijk wenselijke uitkomst van een regel gaan sturen in plaats van dat ambtenaren zitten te worstelen met potjes geld en moeten beknibbelen op de toegang tot zorg.”
Soffer kaart een ander knelpunt aan: “Als wij als Ieder(in) een complexe kwestie bij de landelijke overheid willen agenderen, moeten we bij zeven commissies aan de bak. De gemeente is daar een kopie in het klein van. Je hebt te maken met allerlei afdelingen en verschillende wet- en regelgeving. Er is één punt waar al die complexiteit samenkomt en dat is bij de burger. Terwijl die burger de handen vol heeft, moet die ook nog eens langs al die onpersoonlijke loketten met potjes. Dat levert onnodig spanning en gedoe op.”
Dit knelpunt wordt ook door de cliëntondersteuners onderschreven. Zij zijn tijdens het interview gevraagd een top drie van knelpunten aan te geven. Bij 61 procent van de circa 259 cliëntondersteuners die hebben gestemd, stond een moeizame samenwerking met gemeenten in de top drie. De bureaucratie van het zorgstelsel (46%), wet- en regelgeving (46%), de hoge werkdruk en te weinig tijd hebben (ook 46%), te weinig zorgplekken voor bepaalde groepen cliënten en de lange wachttijden bij instanties als het Zorgkantoor en CIZ (33%) werden ook vaak genoemd.
Veel cliëntondersteuners zien voor zichzelf mogelijkheden om een rol te spelen bij de knelpunten, bijvoorbeeld door te blijven signaleren, een netwerk op te bouwen en door creatief en proactief te zijn. Sommige cliëntondersteuners gaven aan zich machteloos te voelen bij de knelpunten en niet te weten hoe ze oplossingen mogelijk kunnen maken. Daar reageerde Soffer graag op: “Als ik een goed voorbeeld uit de praktijk hoor, dan is het verhaal bijna altijd: ‘Ik had mappen vol papier, hoge telefoonrekeningen en wist niet meer wat ik nog kon doen en toen kwam die éne cliëntondersteuner, die éne ambtenaar, die zei: ‘Nu is het klaar, we gaan een oplossing creëren, dwars door de regels en systemen heen’. En die ene is heel vaak die ene cliëntondersteuner, die niet opgeeft. Of die ambtenaar, die niet afhaakt.”
Van Zutphen voegt eraan toe dat cliëntondersteuners vaak ten onrechte denken dat ze geen invloed kunnen uitoefenen. “Blijf jouw verhaal vertellen. Als je iets kunt doen, dan is het dat. Je weet nooit hoe het uitpakt. Verhalen uit de praktijk hebben een enorme impact.”
“Je kunt echt het verschil tussen leven en dood zijn”, aldus Soffer. “Verder zou ik willen dat we wat vaker stilstaan om achterom te kijken. Dan zie je wat er al in beweging is gezet en dat is écht heel wat. Er zijn kiemen van geloof en hoop. Daar kun je naartoe.”
Nieuwsgierig naar het gehele interview? Klik hier om de uitzending te bekijken.